PTSS bij kinderen

Algemeen

Signalen bij kinderen van 6 jaar en jonger

  • Slecht slapen en eten
  • Vaak en lang huilen
  • Wil steeds heel dichtbij de ouder zijn. Of hij is juist in zichzelf gekeerd en reageert niet als u contact maakt.
  • Bang om alleen gelaten te worden.
  • Lijkt in de war en kan niet goed vertellen wat er aan de hand is.
  • Het kind gaat stapjes terug in zijn ontwikkeling. Bijv. door ineens weer in bed te plassen.
  • Het kind herhaalt bij het spelen de nare gebeurtenis die hij heeft meegemaakt.
  • Agressief of maakt zomaar dingen kapot.
  • Lichamelijke klachten zonder lichamelijke oorzaak.

Signalen bij kinderen van 7-12 jaar

  • Herhaalt bij het spelen de nare gebeurtenis die hij heeft meegemaakt.
  • Gedraagt zich anders dan anders. Misschien doet het ‘lastig’ en gaat over grenzen. Andere kinderen worden juist teruggetrokken en stil.
  • Ziet overal gevaar.
  • Angstige dromen/nachtmerries.
  • Agressieve of angstige fantasieën.
  • Plast in bed.
  • Heel soms: het kind stopt (bijna) helemaal met praten.

Signalen bij jongeren (13 – 20 jaar)

  • Problemen op school.
  • Schaamt zich voor zijn klachten.
  • Gaat zich heel anders gedragen.
  • Neemt risico’s. Bijv. door drugs en/of (te veel) alcohol te nemen of zichzelf pijn te doen (zelfbeschadiging).
  • Vaak erg boos en heeft fantasieën over wraak nemen.
  • Bang de controle te verliezen.

Oorzaken

Als een kind iets ergs meemaakt kan het daar problemen door hebben. Meestal gaat het na een tijdje vanzelf weer beter. Soms gaat het niet vanzelf over; dan kan het PTSS zijn. Het is niet duidelijk waarom het ene kind na een nare gebeurtenis wel PTSS krijgt en het andere niet. Wel is bekend dat sommige kinderen een grotere kans hebben om PTSS te krijgen.

Meer kans op PTSS in deze situaties:

  • Eerder al psychische problemen gehad.
  • Nare gebeurtenissen meegemaakt.
  • Is van zichzelf gevoelig. Het pakt problemen niet uit zichzelf aan.
  • Als ouder zelf traumatische gebeurtenissen meegemaakt.
  • In uw gezin zijn er meerdere problemen. Bijv. relatieproblemen, geldzorgen, verslaving.
  • Uw kind was niet bij u tijdens de nare gebeurtenis.
  • U bent zelf in de war door de gebeurtenis.
  • U bent zelf (gedeeltelijk) verantwoordelijk voor de gebeurtenis. Uw kind ziet Bijv. dat u erge ruzie heeft met uw partner.
  • Uw kind heeft niet veel steun van anderen. Bijv. familie, vrienden, buren en/of school.

Minder snel PTSS na een nare gebeurtenis als:

  • U als ouder(s) tijdens de gebeurtenis bij uw kind was. En uw kind kon troosten en helpen.
  • Uw kind bepaalde eigenschappen heeft:
    – het kan problemen goed oplossen
    – het kan makkelijk met andere mensen omgaan
    – het doet dingen niet zomaar zonder eerst na te denken
    – het denkt positief over zichzelf.
  • U uw kind kunt steunen en zelf op een goede manier met stress omgaat.
  • Uw kind steun heeft in zijn sociale omgeving en op school.

Diagnose

  • Op basis van klinische kenmerken. Verwijzing naar de jeugdarts, een kinderarts of een psycholoog.
  • Het kan zijn dat u een vragenlijst moet invullen over uw kind.
  • Als uw kind al kan lezen, kan het ook zelf een vragenlijst invullen.
  • Voor kinderen van 6 jaar en jonger zijn er speciale vragenlijsten.
  • Bij kinderen van 7 jaar en ouder is ook informatie van school nodig. Dan vult de leraar ook een vragenlijst in.

Beleid

Adviezen:

  • Ga naar uw huisarts:
    – als u de signalen hierboven herkent
    – als iemand anders de signalen herkent, bijvoorbeeld de leraar van uw kind
    – als u bezorgd bent over het gedrag van uw kind.
  • Luister naar uw kind als het met u wil praten over wat er gebeurd is.

Psychotherapie:

  • Cognitieve gedragstherapie
    Praten over wat er gebeurd is en hoe je daar mee om kunt gaan.
  • EMDR
    De behandelaar vraagt uw kind om te denken aan de nare gebeurtenis. Tegelijk beweegt hij een vinger heen en weer, waar uw kind naar moet kijken. Door zich daarop te concentreren wordt de nare herinnering minder heftig.
  • KIDNET (vanaf 7 jaar)
    Uw kind vertelt over de belangrijke dingen in zijn leven. De fijne gebeurtenissen zijn bloemen, de nare gebeurtenissen zijn stenen. Het kind legt zijn bloemen en stenen op de grond en vertelt erover. Wat gebeurde er precies bij die steen? Wat voelde het kind toen? Wat dacht het? Het kind leert dat zijn gevoelens van toen, invloed hebben op nu.

Medicijnen

Soms krijgen kinderen vanaf 7 jaar ook medicijnen voor de behandeling van PTSS. Dit is dan altijd samen met psychotherapie.

Beloop

  • Geef uw kind de tijd om de nare ervaringen te verwerken. Vaak gaat het langzaam steeds weer wat beter.
  • Soms blijft uw kind last houden van de PTSS. De klachten zijn vaak wel minder heftig.
  • Soms komen de klachten na een tijd weer terug. Ga dan naar de huisarts of uw behandelaar.
  • Bespreek met de behandelaar waaraan u kunt herkennen dat de klachten bij uw kind terugkomen. Dat kan voor elk kind anders zijn. Als u weet waar u op moet letten, kunt u er eerder wat aan doen. Zorg ook dat mensen in de omgeving van uw kind weten wat bij uw kind verschijnselen zijn dat het weer minder goed gaat.

Bijlagen

Meer informatie:

Referentie: Thuisarts