Dwangstoornis

Algemeen

Bij een dwangstoornis heb je last van gedachtes die je niet wilt hebben. Dat zijn dwanggedachtes. Vaak heb je ook dingen die je steeds moet doen. Volgens vaste regels. Dat zijn dwanghandelingen.

Symptomen

Dwanggedachtes:
Je hebt last van nare gedachtes die je eigenlijk niet wilt hebben. Bijv. dat er iemand dood gaat of een erge ziekte krijgt. De gedachtes komen steeds terug. Dat zijn dwanggedachtes.

Dwanghandelingen:
Ook moet je steeds bepaalde dingen doen. Dat zijn dwanghandelingen. Bijv.:

  • steeds controleren of iets wel precies op de goede plek staat
  • steeds controleren of een kraan goed dicht zit
  • heel vaak handen wassen
  • op een trap steeds bepaalde treden overslaan
  • iets een vast aantal keer doen, bijvoorbeeld 3 keer in je handen klappen voor je de voordeur opendoet
  • dingen op een tafel steeds heel netjes en precies naast elkaar leggen

Je doet de dwanghandelingen om minder angst te voelen. Of om te zorgen dat er niet iets ergs gebeurt. Misschien wil je ook dat anderen eraan meedoen. Ze moeten bijvoorbeeld ook alles heel netjes opruimen en dingen recht leggen.

Je kunt alleen dwanggedachtes of alleen dwanghandelingen hebben. Of allebei.

Oorzaken

Risicofactoren:

  • erfelijke aanleg
  • je karakter
    Ben je heel verlegen? Of ben je heel gevoelig voor stress? Dan heb je een grotere kans op angstproblemen.
  • bepaalde stoffen in je bloed en in hersenen
    Zoals stoffen die stress regelen.
  • wat je meemaakt in je leven
    Een dwangstoornis kan ontstaan na een heftige gebeurtenis waarin je heel bang was.
  • bekend met een depressie of verslaving.

Diagnose

Op basis van klinische kenmerken.

Beleid

Adviezen:

Gezonder leven

  • Goed in beweging blijven, sporten.
  • Drink geen alcohol.
  • Blow niet en neem geen andere drugs.
  • Slik geen kalmerings-pillen, of alleen als een psychiater dit adviseert.
  • Probeer regelmaat in je leven te houden:
    Ga op vaste, normale tijden naar bed en sta op tijd op.
    Eet ook op vaste tijden.
    Ga elke dag naar buiten. Buitenlucht en bewegen geven je een beter gevoel.
  • Probeer te ontspannen. Dat kan bijvoorbeeld door rustig te ademen, met yoga, meditatie of ontspannings-oefeningen.

Erover praten

Vertel familie en vrienden hoe je je voelt. Je voelt je dan minder alleen.

Zo veel mogelijk alles blijven doen

  • Blijf de dingen doen die je eng vindt.
    Zo leer je met de spanning omgaan. De angst wordt daardoor minder.
  • Probeer ook werk, school of studie vol te houden.

Je gedachtes veranderen

Op angstige momenten denk je vanzelf aan dingen die de angst erger maken. Dat helpt niet. Die gedachtes kun je veranderen. Je kunt dat leren:

  • Maak een dagboek. Schrijf op wat er precies gebeurt op angstige momenten. Waar denk je dan aan? Waar ben je bang voor? Wat voel je? Hoe reageer je hierop? En wat doe je dan?
  • Denk eens kritisch na: is er echt reden om zo bang te zijn?
  • Bedenk daarna positieve dingen waar je rustig van wordt. Daaraan kun je voortaan proberen te denken.
  • Schrijf die positieve gedachtes op. Je kunt ze dan lezen op moeilijke momenten.
  • Schrijf ook op wat je voortaan op angstige momenten kunt doen. Bijvoorbeeld rustig ademen.

Cognitieve therapie

Een psycholoog kan je helpen om de dwang minder te maken. Er zijn 2 behandelingen die kunnen helpen:

Oefenen met moeilijke situaties

Met je psycholoog bespreek je wat voor jou moeilijke situaties zijn. En welke dwanghandelingen je dan doet.
Je gaat oefenen met de situatie waar je bang voor bent. Bijvoorbeeld:

  • Als je heel bang bent om besmet te worden met een erge ziekte, ga je de dingen aanraken die je vies vindt. En je wast je handen niet.
  • Als je heel bang bent voor brand, ga je het huis uit zonder controles. Je gaat niet terug naar huis om te controleren of alles uit en op slot is.

Zo ontdek je dat de ramp waar je bang voor bent niet gebeurt. Dit zorgt ervoor dat de angst voor die ramp minder wordt. Het wordt dan steeds makkelijker om geen dwanghandelingen meer te doen.

Je oefent dit bij de psycholoog. Ook krijg je oefeningen die je thuis doet.

Deze behandeling heet exposure. Dit werkt vaak het beste bij dwang.

Therapie om anders te leren denken

Je leert met gesprekken en oefeningen om anders te denken over je klachten. Dat verandert hoe je je voelt en wat je doet.

Je leert de situaties te herkennen waarin je dwanghandelingen gaat doen. Je leert in die situaties om anders te denken. Daardoor heb je niet meer het gevoel dat je de dwanghandelingen moet doen. Je leert ook om de dingen die je eng vindt wel te doen.

Dit heet cognitieve therapie.

Medicatie:

Bij dwang kunnen ook medicijnen tegen angst en depressie helpen.
– voorbeelden zijn citalopram, paroxetine, sertraline en clomipramine.

Beloop

Een dwangstoornis gaat meestal niet helemaal weg. Je hebt meestal periodes met weinig klachten en periodes met meer klachten. In de behandeling leer je daarmee om te gaan.

Bijlagen

Meer informatie:

Referentie: Thuisarts