Gevoelsreflectie

Wat je ziet

  • Het valt mij op dat u
  • Als ik het goed zie heeft u
  • Ik merk dat u
  • Zo te horen heb jij
  • Ik zie
  • Ik begrijp dat je
  • Ik heb het gevoel
  • Toen ik op uw… drukte.. merkte ik dat u veel pijn had

Gevoelens herkennen

Bezorgd zijn: bezorgd, geschrokken

  • ik heb het gevoel dat u zich zorgen maakt. Klopt dat?
    – Wat maakt het dat u zich zorgen maakt
    – Hoe kan ik die bezorgdheid wegnemen?
  • Laten we daarom goed kijken hoe wij u hierin kunnen helpen.…. Ik wil u eerst nog een paar vragen stellen

Moe, pijn, moeite met ademen, benauwd, gespannen, ongemakkelijk, stil, fit, ellendig, geïrriteerd, boos, gefrustreerd

  • Ik merk dat u er veel last van heeft

Gevoelsreflectie na samenvatting

  • Het valt mij op dat uw klachten voor u vervelend/frustrerend zijn voor u. Vooral als u zo lang last van heeft.
  • U wordt er moedeloos van
  • U heeft het gevoel dat u geen grip heeft op uw klachten ondanks alles wat u geprobeerd heeft.
  • Ik begrijp dat deze situatie erg vervelend is.
  • Ik zie dat je er nu doorheen zit.
  • ‘xx’ hebben lijkt mij ook niet fijn.
  • Het lijkt mij een uitdaging om met deze klachten uw werk te doen
  • Uiteraard verlang je dat we daar iets aan zullen doen.
  • Laten we daarom straks goed kijken hoe wij hierin kunnen helpen.
  • Wat naar voor je zeg / wat vervelend zeg / Jeetje, dat is heftig/ wat moeilijk.

Feliciteren

  • Dat is om trots op te zijn dat u niet meer…, wat goed zeg!”

Emoties

Hopeloos: machteloos, moedeloos, hopeloos, teleurgesteld, verbaasd
Ongeduldig: kort lontje hebben, ongeduldig
Niet gehoord: in de steek gelaten, niet gehoord, niet gesteund, onbegrepen voelen
Woede: geïrriteerd, boos, haat, gekwetst, gefrustreerd
Verdriet: eenzaam, geraakt, gekwetst, depressief, somber, ongelukkig, ellendig
Angst: overstuur, bang, afgewezen, in een dipje, onzeker, gejaagd, nerveus, zenuwachtig, paniek, ongerust, bezorgd, geprikkeld, geschrokken, paniekerig, geïntimideerd
Schaamte: schuldig, verlegen, schamen
Persoonlijk: optimistisch, sceptisch, wantrouwend,  attent, zelfverzekerd, enthousiast, jaloers, nieuwsgierig, respectvol
Hoop: opgelucht, vertrouwen, dankbaar, ontspannen, hoop, trots
Vreugde: gelukkig, tevreden, geniet, blij, vrolijk, plezier
Somatisch: moe, uitgeput, pijn, bleek, moeite met ademen, benauwd, energiek, gespannen, gevoelig, kalm, ongemakkelijk, stil, fit, verward