GLP1-receptoragonisten

Werking:

  • Stimuleert insulinesecretie en remt glucagonafgifte op glucoseafhankelijke basis

Bijwerkingen:

  • Frequent: misselijkheid, braken, diarree en andere gastro-intestinale bijwerkingen (vooral in het begin van de behandeling), huidreacties bij de injectieplaats
  • Soms: toename galstenen, toename retinopathie, smaakstoornissen, bovensteluchtweginfecties, slapeloosheid
  • Zelden: darmobstructie, anafylaxie
  • Onbekend: medullair schildkliercarcinoom, pancreascarcinoom

Contra-indicatie:

  • Ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 10 ml/min/1,73 m2)
  • Alvleesklierkanker
  • Terughoudendheid bij pancreatitis in voorgeschiedenis en bij (diabetische) gastroparese
  • Medullair schildkliercarcinoom
  • Ernstige leverfunctiestoornis
  • Ernstig hartfalen

Aandachtspunten:

  • HbA1c-daling: 11-18 mmol/mol
  • Kans op hypoglykemieën: geen
  • De middelen leiden tot een geringe gewichtsafname (0,5-5,5 kg).
  • Start geen GLP1-agonisten bij een HbA1c ≥ 15 mmol/mol boven de streefwaarde;
    – het glucoseverlagende effect van GLP1-agonisten is dan te beperkt.
    – Start bij deze patiënten met (middel)langwerkende insuline (bij voorkeur NPH-insuline).
  • Overweeg behandeling met GLP1-agonisten als alternatief voor eenmaal daags insuline als het vermijden van hypoglykemieën van groot belang is bij patiënten met een BMI ≥ 35 kg/m2
  • Bij een BMI ≥ 30 kg/m2 is het middel ook te overwegen als het vermijden van hypoglykemieën van groot belang is (bijvoorbeeld bij beroepsmatige verkeersdeelnemers).
  •  Continueer de metformine en het sulfonylureumderivaat.
  • Overweeg de dosering van het sulfonylureumderivaat te verlagen om hypoglykemie te voorkomen.

Stofnaam: liraglutide, Injectievloeistof 6 mg/ml
Startdosering
  – 1 dd 0,6 mg, na minimaal 1 week 1 dd 1,2 mg
Maximale dosering
  – 1,8 mg/dag
Dosering bij verminderde nierfunctie
  – start geen behandeling bij eGFR < 10 ml/min/1,73 m2
– eGFR > 10 ml/min/1,73 m2 geen dosisaanpassing nodig
Gebruiksadvies
  – subcutaan toedienen in dij, buik of bovenarm, op een vast tijdstip van de dag, onafhankelijk van de  maaltijden

Stofnaam: dulaglutide, injectievloeistof 1,5/3/6/9 mg/ml, pen à 0,5 ml met 1 dosering
Startdosering
  – 1 keer per week 1,5 mg (overweeg bij kwetsbare patiënten start met 0,75 mg), zo nodig na 4 weken dosering verhogen
Maximale dosering
  – 4,5 mg/week
Dosering bij verminderde nierfunctie
  – start geen behandeling bij eGFR < 10 ml/min/1,73 m2
– eGFR > 10 ml/min/1,73 m2 geen dosisaanpassing nodig
Gebruiksadvies
  -subcutaan toedienen in dij, buik of bovenarm, steeds op dezelfde dag van de week

Stofnaam: semaglutide, injectievloeistof 0,25/0,5/1 mg/dosering, pen à 0,5 ml met 4 doseringen
Startdosering
  -1 keer per week 0,25 mg, na 4 weken 1 keer per week 0,5 mg
Maximale dosering
  – 1 mg/week
Dosering bij verminderde nierfunctie
  – start geen behandeling bij eGFR < 10 ml/min/1,73 m2
– eGFR > 10 ml/min/1,73 m2 geen dosisaanpassing nodig
Aandachtspunten:
Wees terughoudend met semaglutide bij patiënten die ook insuline gebruiken en retinopathie hebben, vanwege een mogelijk risico op verslechtering daarvan.

Evalueer de effectiviteit van de behandeling na 6 maanden.

  • Behandeling onvoldoende effectief (daling HbA1c < 5 mmol/mol): staak de GLP1-agonist en start eenmaal daags insuline.
  • Idealiter wordt ook de HbA1c-streefwaarde behaald. Indien de behandeling wel effectief is (daling HbA1c ≥ 5 mmol/mol), maar de streefwaarde niet wordt behaald, bespreek dan met de patiënt of overstap naar eenmaal daags insuline wenselijk is. Betrek hierbij factoren als gebruiksgemak, bijwerkingen en het belang om de HbA1c-streefwaarde te behalen.
  • Indien de behandeling aanvankelijk effectief was, maar het HbA1c na verloop van tijd oploopt tot boven de streefwaarde: staak de GLP1-agonist en start eenmaal daags insuline.