Lui oog (amblyopie)

Algemeen

Een kind met een lui oog kijkt maar met 1 oog. Dat is het goede oog. Het luie oog is het oog waar uw kind niet mee kijkt.

Het luie oog werkt wel, maar de hersenen van uw kind kiezen ervoor om alleen met het goede oog te kijken. Als uw kind het luie oog lang niet gebruikt, wordt het steeds moeilijker om met het luie oog nog goed te zien.

Vaak zijn er in de familie meer mensen die een lui oog hebben gehad als kind. Of die nog steeds een lui oog hebben.

Symptomen

Soms merkt u niet dat uw kind een lui oog heeft. Vooral bij jonge kinderen valt het vaak niet op dat ze minder of anders zien.

Als uw kind een lui oog heeft, kunt u 1 of meer van deze dingen merken:

  • Uw kind ziet niet goed en een bril helpt niet meteen.
  • Uw kind ziet minder diepte en daardoor:
    • valt uw kind vaker
    • pakt uw kind moeilijker dingen vast (uw kind grijpt vaak mis)
  • Uw kind kijkt scheel. De ogen van uw kind kijken niet precies dezelfde kant op.

Oorzaken

Een lui oog kan door 1 of meer van deze dingen komen:

  • Het kind ziet niet scherp met 1 oog.
    Meestal heeft het kind dan een bril nodig. Als 1 oog niet scherp ziet, gaan de hersenen vooral het goede oog gebruiken. Uiteindelijk kijkt het kind helemaal niet meer met het oog dat niet scherp ziet. Als het kind daarna pas een bril krijgt, is dit oog in de tussentijd ‘lui’ geworden.
  • Het kind kijkt scheel.
    Een kind dat scheel kijkt, ziet dubbel. Dubbelzien is lastig. De hersenen van het kind lossen dit op door 1 oog niet te gebruiken. Het kind kijkt dan nog maar met 1 oog. Het oog dat uw kind niet gebruikt is het luie oog.
  • Het kind heeft aangeboren staar. Dit komt niet vaak voor.

Diagnose

Op basis van klinische kenmerken.

Beleid

Voorlichting:

Als de jeugdarts of huisarts denkt dat uw kind een lui oog heeft, stuurt die uw kind door naar de orthoptist of oogarts. Zij meten of kinderen goed zien. Dat kan al bij heel jonge kinderen.

Behandeling:

Als het kind een lui oog heeft start de behandeling direct.

  • Over het goede oog van het kind wordt een pleister geplakt. Het kind kan dan niet meer met het goede oog kijken. De hersenen van het kind leren zo het luie oog weer te gebruiken.
  • Soms moet het kind de pleister de hele dag op het oog houden. Soms is een paar uur per dag genoeg. Hoe lang de pleister op moet, hangt af van deze dingen:
    • hoe oud het kind is
    • hoe lang het kind al een lui oog heeft
    • hoe slecht het luie oog ziet
  • Soms krijgt het kind oogdruppels in plaats van een pleister. Bijvoorbeeld als het kind steeds de pleister van het oog trekt. Deze druppels maken het zwarte rondje in het oog (de pupil) groter. Hierdoor gaat het kind wazig zien met het goede oog. Zo kan het luie oog ook leren om goed te zien. Door de druppels kan fel licht vervelend voelen voor uw kind.
  • Als het luie oog komt doordat 1 oog niet scherp ziet, krijgt uw kind ook een bril.

Beloop

Als een lui oog wordt ontdekt als uw kind nog heel jong is, kan het luie oog vaak weer goed leren zien. Het is dan meestal niet nodig het goede oog lang af te plakken. Een paar uur per dag tijdens een paar maanden is vaak genoeg.

Soms is het nodig om het afplakken van het goede oog een aantal jaren vol te houden.

Als uw kind 8 jaar of ouder is, heeft afplakken meestal geen zin meer. Uw kind houdt dan een lui oog.

Bijlagen

Referentie: Thuisarts