Algemeen
- Een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kan ontstaan na heftige, nare gebeurtenissen. Bijvoorbeeld als iemand oorlog heeft meegemaakt, een gewelddadige overval, mishandeling, een ernstig ongeluk of een natuurramp. Ook de plotselinge dood van een dierbaar persoon of seksueel en/of lichamelijk geweld kan PTSS veroorzaken.
- Iemand met PTSS denkt steeds aan de schokkende gebeurtenis of droomt erover. De gedachten en dromen komen onverwacht en zijn niet tegen te houden.
- Dat geeft heftige emoties: angst, boosheid en/of verdriet.
- Iemand gaat daardoor plekken en situaties vermijden. Of onderdrukt de emoties met alcohol, drugs of kalmerende middelen.
- Als de klachten langer dan 4 weken na de schokkende gebeurtenis blijven duren, is het PTSS.
- De meeste mensen krijgen geen PTSS na een schokkende gebeurtenis. Sommigen krijgen andere klachten. Bijvoorbeeld een depressie of een angststoornis.
Symptomen
- Herbeleven
U beleeft de nare gebeurtenissen steeds opnieuw: in uw dromen (nachtmerries), maar ook overdag in uw gedachten. De herinneringen komen zonder dat u ze kunt tegenhouden. U wordt dan heel bang, boos of verdrietig. Of u ‘bevriest’: u verstijft en doet helemaal niks meer. Ook kunt u hartkloppingen krijgen, trillen of zweten. De herinneringen kunnen komen in situaties die u doen denken aan de nare gebeurtenissen. Maar ook door bijvoorbeeld een geur, een geluid of een voorwerp. - Dingen doen om er niet aan te hoeven denken (vermijden)
U wilt niet meer aan de erge gebeurtenissen denken, omdat u bang bent dat u dan in paniek raakt, of heel boos of verdrietig wordt. Daardoor gaat u dingen en situaties vermijden. U gaat bijvoorbeeld niet meer naar de plek waar het gebeurd is. Of u wilt sommige mensen niet zien, omdat ze u eraan doen denken.
Misschien gebruikt u alcohol, drugs of kalmerende middelen om de heftige gevoelens niet te voelen. - Negatieve gedachten en gevoelens
U heeft geen zin meer in dingen die u eerst leuk vond om te doen. U wilt ook minder contact met andere mensen. Misschien schaamt u zich of denkt u dat de situatie uw eigen schuld is. - Spanning en onrust
U heeft last van emoties die u niet kunt stoppen:
– snel huilen of boos worden
– willen schelden of slaan.
Ook kunt u last hebben van:
– snel en heftig schrikken van dingen
– slecht kunnen concentreren
– slecht slapen, bijvoorbeeld door nare dromen.
Oorzaken
Het is niet bekend waarom sommige mensen een posttraumatische stressstoornis krijgen na heftige gebeurtenissen en anderen niet.
Er is meer kans op PTSS:
- Bij lichamelijk of seksueel geweld.
- Situatie waar het leven in gevaar was.
- Als de nare gebeurtenissen lang duren, vaak terugkomen of heel erg zijn.
- Als u oorlog meegemaakt heeft.
Ook heeft u meer kans op PTSS als u in uw beroep te maken krijgt met agressie en geweld. Of met situaties waarbij uzelf of een ander dood kan gaan. Bijvoorbeeld als:
- hulpverlener bij politie, brandweer, ambulance of in het ziekenhuis
- machinist
- militair (als u uitgezonden bent geweest).
Diagnose
Op basis van klinische kenmerken.
Beleid
Adviezen:
- Zoek steun bij mensen die u vertrouwt. Vertel ze waar u last van heeft.
- Sta op tijd op en ga op tijd naar bed (vast dagritme).
- Eet regelmatig en gezond.
- Bedenk wat uw gezonde en sterke kanten zijn. Wat gaat wél goed? Probeer die dingen te doen. Zo gaat u zich vaak beter voelen.
- Ga wandelen, fietsen of hardlopen. Het liefst in de natuur. Ook als u geen zin heeft. Buiten zijn en bewegen geeft positieve energie.
- Neem geen alcohol, drugs of kalmeringsmiddelen. Dit lijkt even te helpen, omdat het uw gevoelens verdooft. Maar deze middelen zijn ook verslavend. Het lost niks op en u krijgt er een extra probleem bij.
- Zoek contact met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt (ervaringsdeskundigen of lotgenoten). Dat kan bijvoorbeeld via patiëntenverenigingen (kijk bij meer informatie).
- Heeft u kinderen? Het is nu misschien moeilijk om voor ze te zorgen. U kunt minder aan en bent sneller boos. U zegt of doet misschien dingen waar u later spijt van heeft. Ga naar uw huisarts en praat erover.
Psychotherapie
Dit zijn gesprekken met een psycholoog of psychotherapeut.
In gedachten teruggaan naar de gebeurtenissen
Bij deze behandeling gaat u in gedachten terug naar de nare gebeurtenissen die de PTSS hebben veroorzaakt. U vertelt aan de therapeut heel precies wat er gebeurde, alsof u het opnieuw beleeft. U verwacht waarschijnlijk dat u dan de klachten krijgt. Dat u bijvoorbeeld heel bang of boos zult worden. In de therapie leert u dat die angstige verwachtingen niet altijd uit hoeven te komen. Na een aantal keer wordt de angst daardoor minder. Deze therapie heet Imaginaire Exposure.
Anders leren denken
Bij cognitieve therapie leert u op een andere manier na te denken over de nare gebeurtenissen. U leert hoe u uw gedachten positiever, rustiger en realistischer kunt maken. Daardoor kunnen ook uw gevoelens en uw gedrag veranderen. Een speciale vorm van cognitieve therapie is trauma focused cognitieve gedragstherapie. Een onderdeel daarvan is het opschrijven wat er precies gebeurd is: het traumaverhaal.
EMDR
Bij EMDR denkt u terug aan de gebeurtenis waar u het meeste last van heeft. Tegelijk leidt de therapeut u af, bijvoorbeeld door een vinger voor uw ogen heen en weer te bewegen. Door u op de vinger te concentreren wordt de nare herinnering minder heftig. Langzaam wordt het steeds minder moeilijk om in gedachten naar het nare beeld te kijken.
EMDR betekent Eye Movement Desensitization and Reprocessing. Dat betekent: minder gevoelig worden door oogbewegingen.
Vertellen over de gebeurtenissen
Bij deze behandeling vertelt u over de schokkende ervaring alsof u die nu beleeft. Uw behandelaar helpt u om te gaan met de emoties die u daarbij voelt. Daardoor worden de klachten minder.
Deze therapie heet BEPP (Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS).
Een levenslijn maken
Bij deze therapie praat u over de belangrijke gebeurtenissen in uw leven. Die maakt u zichtbaar met een ‘levenslijn’: op de grond legt u bloemen (fijne gebeurtenissen) en stenen (nare gebeurtenissen). De stenen krijgen extra aandacht. Wat gebeurde er precies? Wat voelde u? Wat dacht u? U leert hoe dat invloed heeft op hoe u nu reageert op dingen.
Deze therapie heet NET (Narratieve Exposure Therapie).
Schrijftherapie
Bij deze behandeling krijgt u schrijfopdrachten. Een van de opdrachten is schrijven over de nare gebeurtenissen alsof u het nu meemaakt. U schrijft wat u precies voelde, wat u zag en wat er met uw lichaam gebeurde. Na elke opdracht praat u steeds met de behandelaar over hoe het schrijven ging en wat u heeft opgeschreven. Schrijftherapie kan ook online.
De gebeurtenis ‘herschrijven’
Bij deze behandeling denkt u terug aan de nare gebeurtenissen. U bedenkt hoe u zou willen dat de gebeurtenis zou aflopen en vertelt wat u dan precies zou doen. Zo maakt u voor uzelf een nieuwe, betere afloop aan de gebeurtenis. Deze therapie heet IMRS (Imaginaire Rescripting)
Of u krijgt vaker afspraken, bijvoorbeeld 2 keer per week in plaats van 1 keer. Als dit nog niet genoeg helpt, kunt u naast de therapie nog vaktherapie krijgen of medicijnen.
Medicijnen
Bij PTSS krijgt u meestal een van deze 2 soorten:
– SSRI (selectieve serotonineheropnameremmer). Bijv: sertraline, paroxetine en citalopram.
– TCA (tricyclisch antidepressivum). Bijv: clomipramine en imipramine.
Rustgevende medicijnen (bijvoorbeeld diazepam of oxazepam) zijn níet geschikt bij PTSS. Deze medicijnen maken de klachten vaak erger in plaats van dat ze rust geven
Vaktherapie bij PTSS
Naast psychotherapie (en eventueel medicijnen) kunt u nog andere therapieën doen, zoals:
- beeldende therapie
- dramatherapie
- muziektherapie
- psychomotorische therapie (zoals runningtherapie).
Al deze therapieën samen worden vaktherapieën genoemd.
Andere behandelingen bij PTSS
Alternatieve behandelingen
Sommige mensen proberen aanvullende/alternatieve behandelingen, bijvoorbeeld:
- homeopathie
- natuurgeneeskunde
- acupunctuur
- manuele therapie.
Beloop
- Geef uzelf de tijd om uw ervaringen te verwerken. Vaak lukt het na een tijdje weer om een gevoel van veiligheid te krijgen. U voelt weer meer controle over uw lichaam en leven.
- Misschien houdt u klachten, maar zijn ze minder heftig. U kunt er na de behandeling beter mee omgaan.
- Soms krijgt u na een tijd weer (meer) klachten. Ga dan naar de huisarts of uw behandelaar.
- Bespreek met uw behandelaar waaraan u kunt herkennen dat de klachten terugkomen. Dat kan voor iedereen anders zijn. Als u weet waar u op moet letten, kunt u er eerder wat aan doen. Zorg ook dat mensen in uw omgeving weten wat bij u verschijnselen zijn dat het weer minder goed met u gaat. Dit beschrijft u samen met de behandelaar in een ‘terugvalplan’.
Bijlagen
Meer informatie:
Wat is complexe PTSS?
Sommige mensen hebben de klachten van PTSS, maar daarbij ook nog andere problemen:
- U heeft heftige emoties die snel kunnen wisselen. Bijvoorbeeld ineens heel boos worden. U kunt dit moeilijk tegenhouden.
- U vindt uzelf zwak, niet goed genoeg.
- U heeft problemen met andere mensen: u vertrouwt mensen bijvoorbeeld niet en voelt u niet veilig bij anderen.
- Soms wordt de spanning zo erg dat u even niet meer bewust aanwezig bent. Dit heet dissociatie.
Deze combinatie van klachten heet ‘complexe PTSS’. De kans op complexe PTSS is groter:
- Als de nare dingen lang duurden en/of vaker gebeurden.
- Als het gaat over nare ervaringen met mensen die u nodig had (zoals ouders, familieleden of leraren). Bijvoorbeeld seksueel geweld, geslagen worden of als kind niet goed verzorgd worden.
- Als het komt door heel heftige ervaringen. Bijvoorbeeld een oorlog meemaken of gevangen worden gehouden.
Meer informatie over PTSS
- De Angst, Dwang en Fobie stichting
- MIND : site over psychische gezondheid en hulp.
- Vereniging EMDR Nederland (www.emdr.nl): over behandeling met EMDR.
- ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum. Over verschillende behandelingen bij psychotrauma.
- NVvP (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie).
Referentie: Thuisarts